De leerling staat stil bij zijn denken en doen tijdens het onderzoek of ontwerpproces: hij vertelt hoe hij te werk gaat of is gegaan en legt uit waarom. De leerling realiseert zich dat zijn werkwijze betrouwbaar moet zijn. Hij stelt de aanpak van het onderzoek of ontwerp in vraag of hij kijkt kritisch terug op hoe de resultaten werden bekomen. Het is mogelijk dat de leerling verwoordt waarom zaken anders lopen of liepen dan verwacht. Hij wijst op beperkingen van de oplossingsmethode en stelt eventueel verbeteringen voor. De leerling kan ook de eigen mening in vraag stellen.