Foutmelding

Deprecated function: The each() function is deprecated. This message will be suppressed on further calls in menu_set_active_trail() (regel 2405 van /home/onderzoeksreflec/public_html/includes/menu.inc).

Mijn eigen schaduw

Thema: Schaduw

Leeftijd: Kleuteronderwijs

Het filmfragment toont een workshop uitgevoerd door leraren-in-opleiding met als doel het stimuleren van de onderzoekende houding van kleuters en het warm maken van leraren voor de didactiek van onderzoekend leren.

De workshop vond plaats in de derde kleuterklas van de VBS Gistel. In de klas zitten 21 kleuters (11 jongens-10 meisjes). Onderzoekend leren was nieuw voor de kleuters, maar ze leerden voorafgaand al heel wat over schaduwen.

De workshop ‘mijn eigen schaduw’ duurt ca. 50 minuten. In de pdf vind je de volledige workshop. In het filmfragment komt het volgende aan bod: 

- De kleuters beleven op de speelplaats hun eigen schaduw. Ze ontdekken dat een schaduw ontstaat als je in het licht staat. Ze tekenen de omtrek van hun schaduw. (0:00-2:14)

- Vervolgens onderzoeken de kleuters schaduwen door met het eigen lichaam allerlei houdingen aan te nemen voor de lichtbron. Via vraagstelling worden ze gestimuleerd om na te denken en te verwoorden hoe ze een (grote/kleine) schaduw kunnen vormen. (2:15-3:40)

- Tijdens een terugblik verwoorden de kleuters de opgedane ervaringen: het concept ‘schaduw’ wordt vastgezet (3:41-4:30).

Centraal staat de onderzoeksvraag: “Hoe wordt een schaduw gevormd?” 

Een schaduw ontstaat achter een voorwerp waar lichtstralen niet of slechts gedeeltelijk doorheen kunnen. De vorming van de schaduw hangt onder meer af van de afstand van het voorwerp tot de lichtbron: een schaduw wordt groter als het voorwerp dichter bij de lichtbron staat. 

De activiteit stimuleert ook de ontwikkeling van een onderzoekende houding via het aanspreken van de onderzoeksvaardigheden van de kleuters (zie kerncomponenten). 

- Wiskundige initiatie
Ruimte
3.1 De kleuters kunnen handelend, in concrete situaties de begrippen "in, op, boven, onder, naast, voor, achter, eerste, laatste, tussen, schuin, op elkaar, ver weg, dicht bij, binnen, buiten, omhoog en omlaag" in hun juiste betekenis gebruiken.

- Wereldoriëntatie
Natuur - algemene vaardigheden

1.2 De kleuters tonen een explorerende en experimenterende aanpak om meer te weten te komen over de natuur.

In de activiteit staat wetenschappen centraal. De kleuters ontdekken en onderzoeken via hun eigen lichaam hoe schaduwen worden gevormd. Ze maken een schaduw groter of kleiner en verwoorden hoe ze dit doen. Hierbij komt ook wiskunde aan bod. 

In het filmfragment is er geen sprake van de integratie van techniek en engineering. Dit gebeurt in beperkte mate in de gehele workshop (zie pdf bij lesopbouw), doordat de kleuters in het slot uitgedaagd worden om de verworven inzichten over schaduw toe te passen via een schimmenspelkast: de kleuters brengen een schimmenspel dat moet beantwoorden aan bepaalde criteria, waarbij ze zelf de verschillende materialen hanteren. 

Onderzoekend leren ontstaat in dit filmfragment voornamelijk vanuit het reguleren van sensorimotorische vaardigheden: waarnemen en doen. In eerste instantie is het reguleren van de sensorimotoriek gericht op het sturen van het eigen gedrag. Zo zien we dat de kleuters op de speelplaats zo goed als mogelijk grote schaduwen overtekenen met krijt of schaduwen creëren door ergens te gaan staan. Het gebruik van grofmotorische vaardigheden biedt snel een succeservaring gezien de goede controle op deze leeftijd. In tweede instantie is het reguleren van de sensorimotoriek gericht op het manipuleren van een causale relatie. De sensorimotoriek ondersteunt hier duidelijk het denken en zelfs het formeel redeneren. Dit zien we wanneer sommige kleuters met de handen een specifieke schaduw willen maken (groter – kleiner), als-dan relaties onderzoeken, hypothesen formuleren en conclusies trachten te formuleren.

Kinderen vinden hun eigen schaduw heel fascinerend. Ze spelen vaak met hun schaduw, ze experimenteren ermee (erop springen, proberen weg rennen van de schaduw, poppetje maken met de handen enz.) en tonen er verwondering voor. De context van de eigen schaduw sluit aan bij de ervaringen en kennisconstructies van de kleuters (hun leef- en belevingswereld). Het creëren van schaduwen met het eigen lichaam spreekt de kinderen dus aan en maakt het mogelijk om het abstracte concept van schaduw betekenisvol te maken. 

De kleuterleidster vraagt aan een kind of die zo groot is. De kleuter antwoordt enthousiast “Ja!!”, waarop de kleuterleidster lachend zegt: “Ohhoho… Amaai, jouw schaduw is groot.” (1:11-1:16)

De kleuterleidster is benieuwd of de kleuters een grote spin kunnen maken. Ze wil een grote spin zien. De kleuterleidster reageert opgewonden als de kleuters erin slagen om een grote spin te vormen. Ze bevestigt de kleuters positief. (2:45-3:03)
 

Bij de start van de activiteit gaat de kleuterleider na wat de kleuters al weten over schaduw. Dit gebeurt op de speelplaats, zodat de kleuters de kans krijgen om de zon, en ook schaduw, waar te nemen. (0:00-0:22) 

Wat is schaduw? Wat bedoel je daarmee, met schaduw?” 
    “Als de zon schijnt, dan kan je je eigen schaduw zien.” 
Kan je nu al jouw schaduw zien?
    “Nee.
Hoe komt dat dat je nu jouw schaduw niet ziet?”     
    “Omdat je niet in de zon staat.” 
    “Daar is de zon.” (kleuter wijst naar de overkant van de speelplaats)

De kleuterleidster daagt de kleuters uit om na te denken over hoe ze hun eigen schaduw kunnen tekenen (0:34-0:44). 

Wanneer de kleuters experimenteren met hun schaduw, begeleiden de kleuterleidster en -leider hen. Ze stimuleren de kleuters via vragen om na te denken over de vorming van schaduwen: 
-    “Is dat het lichte of het donkere? (…) Waar zie jij jouw vriend staan? (…)” (1:40-2:00)
-    “(…) En hoe zou jij die spin nu groter kunnen maken? (…)” (2:33-3:03) 
-    “Dus wat moet je doen om die schaduw kleiner te maken?” (3:16-3:27)

Het lijkt er misschien op dat de activiteit niet echt doelgericht verloopt, maar dat is wel zo. Er werd duidelijk vooraf nagedacht over de ‘systematiek’ in de activiteit: Eerst ontdekken de kleuters buiten hoe een schaduw gevormd wordt en dit gebeurt aan de hand van hun eigen schaduw (sterke concept/context benadering). Daarna worden de kleuters binnen aangezet om ‘op een natuurlijke manier’ te experimenteren met een lichtbron en een scherm om schaduwen te maken. Een bijkomende uitdaging wordt hier aangereikt door het onderzoeken hoe de eigen schaduw groter of kleiner kan gemaakt worden. Tussenin worden af en toe vragen gesteld die kinderen aanzetten tot ‘eerlijk’ onderzoeken (zie volgende vraag). Alles wordt dan nog eens ‘vastgezet’ in de kring achteraf.

De focus ligt doorheen de activiteit op het vormen van schaduwen. Aandacht gaat daarbij ook naar het groter of kleiner maken van de schaduw. De aandacht van de kleuters wordt op basis van het aangeboden materiaal gericht op één onderzoeksvariabele, namelijk de afstand tot de lichtbron. In de woorden van de kleuters: als ik dichter bij het lampje kom, dan wordt de schaduw groter. Het zou bijvoorbeeld ook mogelijk zijn om de hoogte van de lichtbron te wijzigen, zoals ook de hoogte van de zon varieert, waardoor de schaduw langer of korter wordt. 

Wanneer de kleuters in duo’s hun eigen schaduw tekenen verbetert de kleuterleidster de kleuters niet, maar stelt ze hen vragen zodat ze zelf nadenken over hun denken en handelen (tekenen van de schaduw) en dit kunnen bijsturen: “Is dat het lichte of het donkere? (…) Waar zie jij jouw vriend staan? (…)” (1:40-2:00)

Wanneer de kleuters onderzoeken hoe ze hun schaduw groter of kleiner kunnen maken, stelt de kleuterleider volgende vraag: “Dus wat moet je doen om die schaduw kleiner te maken?” Deze vraag zet de kleuters aan om stil te staan bij hun denken en handelen (vormen van kleine schaduw), en dit te verwoorden. (3:16-3:27)


 

De kleuterleidster en –leider zorgen voor een gezamenlijk terugblikmoment. De kleuters krijgen de kans om te verwoorden wat ze allemaal hebben gedaan. Vanuit vragen van de kleuterleidster vertellen ze hun ervaringen en bevindingen in verband met het vormen van schaduwen, maar de gevolgde werkwijze, het zogenaamde onderzoeksproces, komt slechts beperkt aan bod. (3:41-4:30) Dit zou bijvoorbeeld meer het geval zijn indien vragen gesteld zouden worden, zoals: 
-    Welke opdracht/vraag kregen jullie in de gymzaal? 
-    Hoe hebben jullie deze opdracht (bv. grote schaduw vormen) opgelost? 
-    Was het een moeilijke opdracht? Waarom wel/niet? 
-    Hebben jullie het antwoord gevonden op de vraag? Ja, wat is het antwoord? 

Doorheen het fragment zien we dat de kleuters geboeid zijn door het vormen van eigen schaduwen (op de speelplaats, in de gymzaal). De kleuters bewegen volop met hun eigen lichaam om allerlei verschillende schaduwen te verkrijgen. 

Bijvoorbeeld: tijdens de activiteit in de gymzaal willen alle kleuters grote schaduwen vormen door dicht bij de lichtbron te gaan zitten. Ze vormen haast een rijtje zodat ze zeker zijn dat ze aan de beurt komen. (2:33-3:04) 

In het filmpje horen we de kleuters (zichzelf) geen vragen stellen. Ze experimenten wel volop en zijn erg actief, betrokken bezig. We horen de kinderen wel reacties geven, maar we kunnen uit het filmpje niet uitmaken of ze zich dingen afvragen. 

De kleuters gaan meestal onmiddellijk aan de slag met het aangeboden materiaal, nadat ze een opdracht kregen (schaduw vormen op de speelplaats met de zon, schaduw tekenen met krijt, schaduw vormen in de gymzaal met een lampje). Het bedenken van hoe ze een schaduw kunnen vormen, gebeurt hand in hand met het uitvoeren van het onderzoek. Maar wanneer de kleuters gevraagd worden om hun eigen schaduw te tekenen, reikt een kleuter vanuit de vragen van de kleuterleidster een oplossingsmethode aan om dit te realiseren. (0:34-1:04)

Zouden jullie jullie eigen schaduw kunnen tekenen, denken jullie?
     "Neen.
Hoe gaan we dat kunnen oplossen?” 
     “Iemand moet helpen.” 

De kinderen formuleren in het begin van het filmpje de verwachting dat ze in de zon moeten gaan staan om een schaduw te vormen. Deze voorspelling kan gebaseerd zijn op eigen kennis, eerdere ervaringen, evenals op wat de kleuters op dat moment waarnemen door op de speelplaats te zijn. (0:00-0:22)

Bij de activiteit in de gymzaal voeren alle kleuters heel wat handelingen uit om schaduwen te vormen, waarbij ze kijken naar het resultaat van iedere handeling (= observatie) (2:15-2:39). We zien een kleuter haar handen verplaatsen, weg van haar lichaam om de schaduw van haar handen te kunnen zien (2:36-2:39). 

Wanneer de kleuters gevraagd worden om een grote schaduw te vormen, gaan de kleuters gericht op zoek naar het vormen van een grote schaduw. Vanuit de observatie van een grote schaduw, vormen de kleuters vervolgens als het ware een rijtje voor de lichtbron. Ze willen grote schaduwen vormen door dichtbij de lichtbron te gaan zitten. De kleuter die de grote schaduw vormde, zegt aan een volgende kleuter wat die precies moet doen: “Je moet dat voor het licht houden dan zie je dat.” (2:39-3:04)

Wanneer de kleuters in groepjes experimenteren met hun schaduw op een wit doek, maken twee kleuters heel dichtbij het doek schaduwen met hun handen. Wanneer de linker kleuter rechtop staat, verwoordt ze wat ze heeft gezien (= analyse): “Goh, dat was klein. Pfff.” (3:05-3:16) 

Twee andere kleuters geven vervolgens een verklaring op vraag van de kleuterleider. Ze verwoorden een als … dan … relatie (= interpretatie). (3:16-3:22) 

Dus wat moet je doen om die schaduw kleiner te maken?” 
    “Dichterbij.
Dichter staan.
    “Als je achteruitgaat, wordt dat groter. Als je vooruitgaat, gaat dat kleiner.” 

In de kring verwoorden de kleuters onder impuls van de vragen van de kleuterleidster wat het effect is van de afstand van de lichtbron op de schaduw van zichzelf. (4:10-4:30) 

Er zaten hier wel hele grote reuzen in de klas precies. Hoe kwam dat?
    “Omdat wij daar stonden, omdat er een lichtje aan was. Dan kon je je schaduw zien.” 
En hoe kwam het dat jij dan zo groot was? Hoe kwam dat?” 
    “Omdat je dichter bij het lampje stond.

Tijdens de terugblik in de kring vertellen de kleuters vanuit vragen van de kleuterleidster over hun ervaringen en bevindingen in verband met het vormen van schaduwen. Ze verwoorden wat ze allemaal hebben gedaan, maar denken nog niet kritisch na over het gevoerde onderzoek. (3:41-4-30)

Deze kerncomponent komt niet aan bod in het filmfragment. 

Tijdens de workshop (zie pdf bij lesopbouw) gaan de kleuters tijdens het slot nog aan de slag met een schimmenspelkast, die ook tijdens de inleiding aan bod komt. Op die manier maken de kleuters de transfer van de context van de eigens schaduw naar de schaduw van de figuren in het schimmenspel. 

Dit gebeurt in hoofdzaak in de kring, wanneer de kleuters samen met de kleuterleidster en -leider terugblikken op de activiteit. Nadat een kleuter kort vertelde wat ze allemaal deden, stelt de kleuterleidster de vraag hoe het kwam dat er in de klas precies reuzen zaten toen ze de schaduw tekenden. Een kleuter verwoordt dat dit kwam doordat zij er stonden en er een lichtje was. De kleuterleidster vraagt door en de kleuter kan vertellen dat dit kwam doordat ze dichter bij het lampje stonden. (3:41-4-30)

Gebruikerslogin

Nieuw account aanmaken